Resultaten – Evaluatie IMVO-beleid
Evaluatie van het Nederlandse beleid voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (2012-2018). Deze samenvatting presenteert de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Een aantal conclusies wordt hierbij uitgelicht:
Achtergrond
Deze evaluatie gaat over het IMVO-beleid van de Nederlandse overheid tussen 2012 en 2018, als onderdeel van het brede beleid voor duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen. IMVO staat voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen: de overheid verwacht van bedrijven dat ze zich inzetten om hun negatieve effecten op de samenleving te voorkomen, ook wanneer het gaat om hun activiteiten buiten de landsgrenzen. Deze verwachtingen zijn vastgelegd in de OESO-richtlijnen voor multinationale bedrijven. Uiteindelijk moet het beleid bijdragen aan het terugdringen van MVO-risico’s zoals schendingen van mensen- en arbeidsrechten, milieuschade en corruptie.
De veronderstelling luidt dat de overheid dit doel kan bereiken via een ‘slimme mix’ van beleidsinstrumenten. De evaluatie kijkt naar vijf onderdelen van deze mix, die naast regulerende ook niet-regulerende instrumenten bevat:
- Convenanten in sectoren met hoge MVO-risico’s zoals textiel en goud
- Voorwaarden bij bedrijfsleveninstrumenten van de overheid op het gebied van internationale hulp en handel
- Voorwaarden ten aanzien van MVO bij inkoop door de overheid
- Bijdragen aan internationale initiatieven om de toepassing van MVO op te schalen en waar mogelijk in wetgeving te verankeren
- Activiteiten van ambassades gericht op het stimuleren van MVO en het realiseren van (lokale) voorwaarden om maatschappelijk verantwoord te kunnen ondernemen.
Conclusies
De belangrijkste conclusies over sectorconvenanten, bedrijfsleveninstrumenten, inkoop door de overheid, internationale initiatieven en activiteiten van ambassades:
Sectorconvenanten
De strategie om sectorconvenanten te ontwikkelen heeft resultaten op outputniveau opgeleverd: negen convenanten zijn afgesloten – weliswaar met vertraging – en vier zijn in ontwikkeling. Deze convenanten bereiken Nederlandse bedrijven in relevante sectoren met hoge MVO-risico’s, maar zijn niet volledig dekkend. Sommige sectoren worden slechts ten dele door een convenant gedekt, terwijl andere sectoren een convenant niet nodig achtten. Alle convenanten stimuleren bedrijven om gepaste zorgvuldigheid inzake MVO-risico’s te betrachten, maar sommige hebben op dit gebied (nog) geen aanvullende eisen gesteld. Het doel om convenanten internationaal op te schalen is slechts ten dele bereikt.
Uitgelicht: Bereik en dekking van de IMVO-sectorconvenanten
Bedrijfsleveninstrumenten
De strategie van de overheid om MVO-kaders te ontwikkelen voor alle bedrijfsleveninstrumenten is effectief gebleken. Voorwaarden in (beleids-)kaders verhogen de bewustwording over MVO-risico’s en dragen bij aan de toepassing van MVO-principes, onder aanvragers maar– in sommige gevallen – ook hun leveranciers: een bewijs van hefboomwerking. De effectiviteit is afhankelijk van het soort instrument en de mate waarin (aanvullende) eisen gesteld worden. Organisaties die de instrumenten namens de overheid implementeren, blijken de principes van geleidelijke verbetering en proportionaliteit goed toe te passen. Hiermee houden ze de kaders doelmatig, bezien vanuit zowel de programmamanagers als de aanvragers.
Inkoop door de overheid
De Rijksoverheid heeft het inkoopbeleid meer in lijn gebracht met de OESO-richtlijnen, vooral door de toepassing van internationale sociale voorwaarden (ISV) te verbeteren. De verplichte toepassing van ISV op tien productcategorieën is weliswaar nog steeds beperkt, maar dekt wel de meeste sectoren met hoge MVO-risico’s waar de overheid een aanzienlijke marktpartij is. Bouw-gerelateerde categorieën vormen hierop een opvallende uitzondering. Door gepaste zorgvuldigheid op te nemen in inkoopcontracten, hoopt de overheid de bewustwording rond MVO-risico’s en de toepassing van MVO-principes bij leveranciers te verbeteren. De effectiviteit van dit beleid kon echter niet nog niet worden vastgesteld.
Internationale initiatieven
Nederland heeft substantiële bijdragen geleverd aan zowel niet-regulerende als regulerende internationale initiatieven gericht op het stimuleren en afdwingen van (internationaal) MVO. Hierbij gaat het vooral om de toepassing van de OESO-richtlijnen en het VN-verdrag mensenrechten en bedrijven door overheden, internationale organisaties en bedrijven. Veel van deze initiatieven hebben geleid tot tastbare resultaten zoals leidraden voor gepaste zorgvuldigheid, veranderingen in nationale wetgeving, actieplannen en projecten om de toepassing van gepaste zorgvuldigheid te stimuleren. Sommige initiatieven hebben aantoonbaar het (rapportage-)gedrag van overheden en bedrijven verbeterd.
Ambassades
Veel Nederlandse ambassades hebben een bijdrage geleverd aan toegenomen bewustwording van MVO-risico’s door aandacht aan MVO te schenken tijdens evenementen, projecten, handelsmissies en gesprekken met stakeholders. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is echter slechts ten dele effectief geweest bij het verschaffen van richtlijnen voor ambassades inzake het ontwikkelen en uitvoeren van MVO-activiteiten. Maar een beperkt aantal ambassades ontwikkelde een expliciete MVO-strategie – nodig om de coherentie te waarborgen – en de monitoring van activiteiten is over het algemeen zwak. Ambassades wisselen nauwelijks kennis en ervaringen over MVO-beleid uit.
Aanbevelingen
De belangrijkste aanbevelingen over sectorconvenanten, bedrijfsleveninstrumenten, inkoop door de overheid, internationale initiatieven en activiteiten van ambassades:
Sectorconvenanten
Formuleer duidelijker wat de overheid van deelnemende partijen verwacht en aan welke criteria ze moeten voldoen in verschillende fasen van de ontwikkeling én uitvoering van convenanten. Erken dat de overheid de belangrijkste financier is van de convenanten, met substantiële bijdragen aan secretariaten en projecten. Bekijk kritisch of alternatieve standaarden en initiatieven voor sectoren mét hoge MVO-risico’s maar zónder convenant voldoende toereikend zijn om gepaste zorgvuldigheid ten aanzien van MVO-risico’s in wereldwijde waardeketens te stimuleren.
Bedrijfsleveninstrumenten
Besteed bij ex-post evaluaties van bedrijfsleveninstrumenten meer aandacht aan de effectiviteit en impact van MVO-kaders: hun vermogen om gedrag in waardeketens te beïnvloeden, risico’s te verminderen en toegang tot herstel te verbeteren. Vraag de uitvoerende organisaties om de benodigde data te verzamelen, maar laat de kosten ervan wel in verhouding staan tot de omvang van de investering en de ernst en waarschijnlijkheid van mogelijke MVO-risico’s. Introduceer de verplichting dat MVO-kaders toegang tot herstel moeten faciliteren, bijvoorbeeld via een klachtenmechanisme op bedrijfsniveau en/of projectniveau; dit laatste met name voor grotere projecten (met het oog op proportionaliteit).
Inkoop door de overheid
Zorg dat product-specifieke inkoopbeleidskaders en plannen coherent zijn met (internationale) sectorinitiatieven zoals de IMVO-sectorconvenanten. Ga na of het mogelijk is om deelname aan dergelijke initiatieven te belonen. Verplicht alle onderdelen van de centrale overheid om een actieplan voor maatschappelijk verantwoord inkopen te ontwikkelen en te publiceren, met daarbij aandacht voor de toepassing van internationale sociale voorwaarden. Verbeter de toepassing van deze voorwaarden door ze verplicht te stellen voor meer productcategorieën en ze ook voor te schrijven als gunningscriteria bij aanbestedingen.
Internationale initiatieven
Blijf investeren in relevante en (mogelijk) effectieve internationale initiatieven zoals de OESO-werkgroep voor MVO en programma’s van de ILO. Verbeter daarnaast de monitoring en evaluatie van regulerende en niet-regulerende MVO-instrumenten door samen te werken met internationale organisaties, maatschappelijke organisaties, bedrijvenplatforms en overheden van gelijkgestemde landen. Wissel kennis uit over hoe instrumenten effectiever gemaakt kunnen worden.
Ambassades
Verplicht ambassades in landen met hoge MVO-risico’s en intensieve handelsrelaties met Nederland een MVO-strategie te ontwikkelen. Definieer in de richtlijnen voor ambassades duidelijker welke activiteiten verplicht zijn en welke optioneel. Verbeter de afstemming tussen centraal en decentraal ontwikkelde, gefinancierde en uitgevoerde interventies zodat het voor ambassades eenvoudiger wordt de dialoog aan te gaan met lokale overheden en andere relevante partijen.