Rapport – Voedselhulp en ontwikkeling. Evaluatie Nederlandse voedselhulp met nadruk op Sub-Sahara Afrika 1980-1989

Voedselhulp is een van de oudste programma's binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Vanaf het begin is voedselhulp echter een zeer controversiële vorm van hulpverlening geweest.
Voedselhulp wordt enerzijds gezien als een morele verplichting van de rijke landen om mensen die in hongersnood verkeren te helpen. Anderzijds wordt gewezen op de verstorende werking die van voedselhulp zou uitgaan, met name op de lokale voedselproductie.
Er bestond dan ook reeds geruime tijd zowel bij de Kamer als bij het Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking behoefte aan een evaluatie van de Nederlandse voedselhulp, te meer daar het hier gaat om een kwantitatief belangrijke component van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. In de afgelopen tien jaar bedroeg de Nederlandse voedselhulp gemiddeld bijna ƒ 300 miljoen per jaar.

In het verleden zijn wel een aantal evaluatiestudies uitgevoerd van individuele voedselhulpleveranties. Het ging hier veelal om studies naar de doelmatigheid van de transacties. Zo heeft de Algemene Rekenkamer in 1988 een rapport uitgebracht over voedselhulp. Deze studie had betrekking op elf voedselhulpacties. Ook de IOV heeft zich in het verleden incidenteel beziggehouden met onderzoek van voedselhulp. In 1980 werden graanleveranties aan Burkina Faso en Senegal onderzocht en in de periode 1984-1985 is een monitoring-onderzoek uitgevoerd van bilaterale voedselleveranties aan drie landen: Mali, Peru en Zambia.

Nimmer is echter het Nederlandse voedselhulpprogramma onderwerp van een evaluatiestudie geweest. Eind 1987 werd door de IOV besloten tot een samenvattend evaluatie-onderzoek van het Nederlandse voedselhulpbeleid. Daarbij werd de aandacht primair gericht op het bilaterale voedselhulpprogramma.
Dit onderzoek is gericht op voedselhulp als instrument ter bestrijding van ondervoeding, de relatie met de lokale voedselproductie, en de relatie met het voedselmarktbeleid van het ontvangende land.
De centrale vraag die bij voedselonzekerheid aan de orde komt is: in welke mate is de voedselhulp terechtgekomen bij de arme mensen? Bij voedselhulp en voedselproductie wordt onder meer de invloed nagegaan van voedselhulp op het consumptiepatroon, de prijsvorming en de mate waarin voedelhulp de lokale voedselproductie doorkruist, bijvoorbeeld door te late aankomst. Bij de relatie tussen voedselhulp en voedselmarktbeleid wordt vooral ingegaan op de vraag of deze vorm van hulp het liberalisatieproces in de landbouw kan stimuleren, óf juist overheden in staat stelt belangrijke hervormingen uit te stellen