Partners in ontwikkeling

Evaluatie van BHOS-activiteiten gericht op het betrekken van Nederlandse bedrijven bij duurzame ontwikkeling

Naar rapport
Decoratieve afbeelding twee puzzelstukken
Beeld: ©Shutterstock

Resultaten – Evaluatie BHOS-activiteiten Partners in ontwikkeling

Deze evaluatie bespreekt de resultaten van activiteiten onder Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) die erop gericht zijn Nederlandse bedrijven te betrekken bij duurzame ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden. Het onderzoek richt zich op de periode 2013 tot 2020 en is uitgevoerd door IOB.

Achtergrond

Icoon van een kompas voor de introductie of achtergrond

Opeenvolgende kabinetten hebben beleid gevoerd om Nederlandse bedrijven aan te zetten tot bijdragen aan duurzame ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden. Daarbij gaat het niet alleen om activiteiten in ontwikkelingslanden, maar ook in opkomende economieën zoals China, India, Brazilië en Zuid-Afrika. IOB duidt dit beleid aan als PIO-beleid, waarbij PIO staat voor ‘partners in ontwikkeling’.

Van bedrijven wordt verwacht dat ze internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en bijdragen leveren aan het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) in 2030. Bovendien ziet de overheid kansen om het verdienvermogen van de Nederlandse economie te versterken door intensivering van economische relaties met de betreffende landen. De ambitie om bedrijven meer te betrekken bij duurzame ontwikkeling klinkt door in het brede BHOS-beleid voor hulp, handel en investeringen, en in allerlei programma’s en initiatieven die sinds 2013 onder dat beleid zijn uitgevoerd.

Centrale vraag

Welke activiteiten kunnen gerekend worden tot het PIO-beleid en in hoeverre hebben deze activiteiten bijgedragen aan duurzame ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden en het verdienvermogen van Nederlandse bedrijven?

Conclusies

Icoon van een vergrootglas voor conclusies en bevindingen

Het onderzoek komt onder meer tot de volgende conclusies:

  • Meer dan vijftig instrumenten geven tot op zekere hoogte invulling aan de ambitie om bedrijven te betrekken bij duurzame ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden. Deze ambitie is echter beperkt verankerd in beleid. Een samenhangende visie en vooraf opgestelde verandertheorie ontbreken.
  • Weinig instrumenten dragen bij aan duurzame ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden én het verdienvermogen van Nederlandse bedrijven. Impact wordt vaak aannemelijk gemaakt (dus niet noodzakelijk bewezen) op één van de twee doelstellingen, maar zelden op beide doelstellingen.
  • Instrumenten richten zich in beperkte mate op duurzame ontwikkeling én het verdienvermogen van Nederlandse bedrijven. Dit verklaart waarom sommige instrumentevaluaties weinig aandacht besteden aan impact op duurzame ontwikkeling, terwijl andere evaluaties weinig aandacht besteden aan de impact op het verdienvermogen van Nederlandse bedrijven.
  • De meeste onderzochte instrumenten betrekken in belangrijke mate Nederlandse bedrijven, maar het is vaak onduidelijk hoeveel Nederlandse bedrijven betrokken worden. Initiatieven die zich richten op waardeketens of sectoren hebben in potentie het grootste bereik, terwijl het bereik van partnerschappen beperkt is.
  • Het effect van instrumenten op gedragsverandering van (Nederlandse) bedrijven is soms aannemelijk, maar wordt vaak ook als wisselend of onduidelijk beoordeeld. De door IOB gereconstrueerde verandertheorie van het beleid identificeert drie vormen van gedragsverandering: integratie MVO en verduurzaming ketens, versterking van handel en investeringen (met lage- en middeninkomenslanden) en samenwerken aan oplossingen.
  • Activiteiten sluiten redelijk aan bij concrete vragen en behoeften van bedrijven. Instrumenten die primair handel stimuleren, sturen minder op relevantie voor lage- en middeninkomenslanden. Evaluaties van handelsinstrumenten schenken weinig of geen aandacht aan ontwikkelingsrelevantie.

Aanbevelingen

Icoon van een netwerk met verbindingen voor de aanbevelingen

De evaluatie resulteert in diverse aanbevelingen, zoals:

  • Overweeg diverse strategieën om bedrijven te betrekken bij duurzame ontwikkeling. Maak duidelijk hoe deze strategieën worden ingezet, met welke doelen en veronderstellingen en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Formuleer een verandertheorie die dit inzichtelijk maakt.
  • Formuleer doelstellingen ten aanzien van het bereiken van bedrijven. Maak duidelijk of en in hoeverre het instrument tot doel heeft Nederlandse bedrijven te betrekken bij duurzame ontwikkeling en daarbij ook het Nederlands verdienvermogen te vergroten.
  • Ontwerp instrumenten met meer aandacht voor de gewenste gedragsverandering bij bedrijven. Beperk dat niet tot eisen op het gebied van IMVO, maar stimuleer en faciliteer bijdragen aan duurzame ontwikkeling, met de SDG’s als richtsnoer.
  • Zorg dat interventies niet alleen invloed uitoefenen op het gedrag van direct betrokken partijen, maar indirect ook op dat van andere partijen. Stuur dus meer op hefboomwerking en beoordeel activiteiten op de potentie voor opschaling en replicatie.
  • Verbeter samenwerking en afstemming met het oog op interne en externe coherentie. Creëer samen met andere partijen een omgeving die bedrijven wereldwijd aanzet tot bijdragen aan duurzame ontwikkeling.

Beleidsdoorlichting

Deze evaluatie van het handels- en investeringsbeleid vormt een bouwsteen voor de beleidsdoorlichting van artikel 1 van de BHOS-begroting, over het bredere hulp- en handelsbeleid