Rapport - SNV Nepal 1985-1995

In 1995 deed de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het verzoek aan de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking te Velde (IOV) van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken om een evaluatie uit te voeren van de activiteiten van de ontwikkelingsorganisatie SNV.

Sinds 1977 is IOV verantwoordelijk voor de uitvoering van onafhankelijke evaluaties betreffende de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. In het kader van de herijking van het buitenlandse beleid van Nederland, die in 1996 zijn beslag kreeg, werd het mandaat van IOV uitgebreid tot andere terreinen van buitenlands beleid. De naam IOV werd bij die gelegenheid gewijzigd in Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). In dit rapport wordt de naam IOB gebruikt.

In het verleden heeft IOB incidenteel ontwikkelingsactiviteiten van SNV geëvalueerd, maar altijd als onderdeel van evaluaties van sectoren, thema’s of landenprogramma’s. In deze evaluatie is het de eerste keer dat IOB zich uitsluitend richt op ontwikkelingsactiviteiten van SNV.

IOB heeft ervoor gekozen om de evaluatie van SNV-programma's uit te voeren in twee landen, te weten Benin en Nepal. Deze keuze is gebaseerd op een aantal criteria zoals de duur van SNV’s aanwezigheid in het land (méér dan 15 jaar), de omvang van het hulpprogramma (meer dan fl. 30 miljoen in de periode 1985–95), aanwezigheid van de belangrijkste SNV-hulpvormen (personeelsinzetten in gastorganisaties en uitvoering van projecten) en geografische spreiding (Afrika/Azië).

Het doel van deze evaluatie is om na te gaan in hoeverre de algemene doelstelling van SNV om bij te dragen aan de verbetering van de positie van arme, gemarginaliseerde en onderdrukte bevolkingsgroepen is gerealiseerd.

De hoofdvragen die aan de orde komen zijn:

  1. Wat zijn de kenmerken van het SNV-programma in Nepal m.b.t. beleid, activiteiten, organisatie en beheer
  2. Hoe is het SNV-landenprogramma in Nepal tot stand gekomen en in hoeverre zijn zowel het beleid van SNV als het beleid en de behoeften van Nepal er in te herkennen?
  3. In hoeverre heeft het programma bijgedragen aan armoedebestrijding en aan de vergroting van de weerbaarheid ('empowerment') van arme en onderdrukte mensen?
  4. In hoeverre zijn de capaciteiten van gast-/partnerorganisaties in Nepal versterkt?
  5. Welke middelen zijn ingezet om de resultaten te bereiken en is de inzet van deze middelen efficiënt geweest
  6. In hoeverre zijn de resultaten duurzaam?

Deze hoofdvragen worden in dit onderzoek beantwoord aan de hand van vier evaluatiedimensies, te weten beleidsrelevantie, effectiviteit, doelmatigheid en duurzaamheid.