Rapport – Globale evaluatie van de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking

Absolute waardevaststelling valt ook met de nauwkeurigheid en de afstandelijkheid waarmee de Inspectie haar veldonderzoeken verricht, niet in alle gevallen te verwezenlijken. Evenmin valt te vermijden, dat het ene rapport een milder oordeel bevat dan het andere. Eerst in de loop van enkele jaren heeft de evaluatie-methodiek van de Inspectie haar huidige uitwerking gekregen. Het is echter mogelijk, de onontkoombare wisselingen retrospectief althans enigszins gelijk te trekken, waarbij bovengenoemde maatstaven naar vermogen onderling-conform zijn aangelegd.

Langs deze weg kan de Inspectie een globale indruk geven van de door haar onderzochte afzonderlijke projecten, veldprogramma's, leveranties, studie-opdrachten enz. Tezamen vormen deze activiteiten een geschakeerde collectie, maar inderdaad representatief voor het totaal van de bilaterale samenwerking zijn zij niet: daarvoor is de component Ia (Gemengde Credieten) te sterk vertegenwoordigd, het merendeel van de overige begrotingscategorieën te zwak. Het hiernavolgende mag dan ook niet worden gezien als meer dan een poging tot benadering.

Deze houdt in, dat de doeltreffendheid van de onderzochte activiteiten ruwweg kan worden benoemd in vijf (plus één) waarderingsrubrieken, namelijk:
15 % zeer bevredigend,
35 % tamelijk bevredigend,
19 % in geringe mate nog wel bevredigend,
20 % tamelijk onbevredigend,
 8 % zeer onbevredigend en
 3 % geen oordeel.

De gegeven percentages hebben betrekking op activiteiten, niet op bedragen. Het zijn vooral de kleinere, meer overzichtelijke samenwerkingsobjecten, waar de score positief blijkt. Dat was althans zo in het verleden: de onderzochte projecten zijn immers vrijwel alle geëntameerd in de jaren vóór 1980, toen de nadien aangebrachte organisatorische, procedurele en andere voorzieningen nog geen invloed op de algehele prestatie konden hebben.

Ook al onthult de procentsverdeling dus niet zonder meer hoe OS nú functioneert, zij geeft toch een indicatie hoe kortgeleden de doeltreffendheid van een aantal Nederlandse inspanningen er bij stond. Daarenboven toont zij ook voor het heden twee zaken aan:

  • hulp helpt dikwijls, en
  • hulp helpt alleen dan, wanneer zij met groot vakmanschap en uiterste zorg wordt verleend.